Kamerbrief over gebruik van ambtsbericht AIVD in strafrecht

Minister Plasterk (BZK) en minister Van der Steur (V&J) lichten de Tweede Kamer het wettelijk systeem toe over het gebruik van gegevens die door de AIVD verwerkt worden en van belang kunnen zijn voor de opsporing van strafbare feiten.

De ministers leggen in de brief uit dat de AIVD gegevens kan verstrekken aan het Openbaar Ministerie, die door de AIVD verwerkt worden en van belang kunnen zijn voor de opsporing van strafbare feiten. Om een zorgvuldige en effectieve informatieoverdracht mogelijk te maken, gebeurt dit altijd door een ambtsbericht van de AIVD.

De stukken die aan het ambtsbericht ten grondslag liggen worden door een daartoe aangewezen Officier van Justitie beoordeeld alvorens het ambtsbericht uitgebracht wordt. Dit is de Landelijke Officier van Justitie Terrorismebestrijding (LOVJ). De LOVJ beoordeelt de juistheid van het ambtsbericht aan de hand van de onderliggende stukken. Hij bekijkt of de informatie betrouwbaar genoeg is om het Openbaar Ministerie een onderzoek te laten starten.

De LOVJ beoordeelt verder of er een gerede kans bestaat dat de informatie uit het ambtsbericht ook daadwerkelijk bruikbaar is in het strafproces. Informatie uit een ambtsbericht kan een verdenking opleveren op grond waarvan (bijzondere) opsporingsbevoegdheden kunnen worden toegepast. Het ambtsbericht kan niet alleen als startinformatie worden gebruikt maar ook dienen als bewijs in de strafzaak. Het ambtsbericht maakt in die gevallen deel uit van het procesdossier en is daarom beschikbaar voor de verdediging.

De achterliggende stukken komen niet in het strafdossier, want deze zijn staatsgeheim. Het is niet zo dat informatie die vanwege de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten geheim moet blijven, direct kan bijdragen aan de veroordeling van een verdachte.